Het AZC
HET AZC
Het begon niet met een besluit, maar met een bijlage.
Een tabel, opgenomen onder agendapunt 7b. Geen kopje dat bleef hangen, geen woord dat zich vastzette. Alleen aantallen, kolommen, verdeelsleutels. Hoornveld-Mariënholt stond niet vetgedrukt. Het hoefde niet. Het viel binnen de bandbreedte.
Mensen, dacht je misschien. Het ging over mensen. Maar dat stond er niet.
Egbert van Vliet las het stuk zoals hij altijd las: langzaam genoeg om fouten te kunnen aantonen, snel genoeg om ze niet te hoeven zoeken. Het document klopte. De zinnen liepen recht. Er was geen aanleiding voor een voetnoot.
In de kantlijn schreef hij één woord: uitvoering.
Niet als opdracht. Als constatering.
Het bericht bereikte de buitenwereld niet via de raad, maar via een zinsnede in een collegebesluit dat online werd gezet. Het stond er al voordat iemand wist dat hij het had moeten tegenhouden. Binnen een etmaal circuleerde het in buurtapps. Binnen twee dagen werd het gedeeld met duiding. Binnen drie dagen werd het tussen buren gefluisterd, over schuttingen heen.
De woorden lagen klaar. Ze lagen altijd klaar.
Aan de ene kant: veiligheid, schaal, beheersbaarheid. Voorbeelden uit elders, zorgvuldig gekozen om nabijheid te vermijden.
Aan de andere kant: verantwoordelijkheid, menselijkheid, verdragen. Woorden die correct waren, maar niet landden bij de brievenbus.
Niemand sprak over de schommel in de tuin ernaast.
Niemand sprak over de tijd binnen de hekken.
Egbert hoorde het aan. Hij stelde geen vragen. Er was nog geen formeel moment.
De raadsvergadering trok mensen die zelden kwamen. Jassen bleven aan, alsof ze zich nog konden bedenken. Stoelen werden bijgeschoven zonder dat iemand wist wie daarover ging. Op de tribune hing een karton. Een woord was doorgestreept, een ander ervoor in de plaats geschreven, schever, met meer druk op de stift.
Het eerste raadslid sprak luid. Te luid voor de microfoon. Hij sprak in categorieën. Over grens, over orde. De tribune bewoog mee. Niemand keek elkaar aan.
Het tweede raadslid sprak sneller. Over waarden, over wie we zouden moeten zijn. Haar stem versmalde bij een kernwoord. Er werd geklapt. Iemand riep iets wat niet werd genotuleerd.
De voorzitter keek naar Egbert.
"Burgemeester."
Egbert stond op. Hij legde zijn bril neer. Niet om effect te sorteren, maar omdat hij zonder beter zag wat hij moest zeggen. De tribune werd stil. Niet rustig. Stil op een manier die ademruimte wegnam.
"Dit debat," zei hij, "wekt de indruk dat hier keuzes worden gemaakt."
Hij liet ruimte vallen. Niet strategisch. Functioneel.
"De kaders waarbinnen wij handelen zijn vastgesteld buiten deze zaal. Wat hier voorligt is geen vraag naar wenselijkheid, maar naar ordelijkheid."
Iemand wilde interrumperen. De voorzitter verhief een hand. Het bleef hangen, dat gebaar, alsof het iets tegen moest houden dat al te laat was.
"Angst," zei Egbert, "is geen criterium. Solidariteit evenmin."
Het woord bleef liggen. Niet omdat het zwaar was, maar omdat niemand wist waar het moest worden opgeborgen. In welke kolom. Onder welk agendapunt.
"De opvang komt er. De enige resterende vraag is hoe wij dat zorgvuldig laten verlopen."
Hij ging zitten. De microfoon werd niet uitgezet. Dat was niet nodig.
Er volgde niets.
Geen reactie die paste binnen het format. Geen tegenstem die zich aandiende. De stilte had geen richting. Op de tribune schraapte iemand een keel. Een jas ritselde. Iemand fluisterde: "Is dat het dan?"
Het debat viel niet stil omdat het was afgerond, maar omdat er geen taal meer was die paste.
Later die avond zat mevrouw Van Uddel aan haar keukentafel. Het journaal herhaalde het fragment. Haar telefoon lag naast haar bord. De appgroep gaf meldingen die ze niet meer las. Haar koffie was koud geworden.
Egbert verscheen in beeld. Gelijkmatig. Zonder versnelling. Zoals altijd.
De verslaggever stelde een vraag over geldstromen. Over verplaatsen. Over het woord dat men liever niet gebruikte maar wel dacht.
Egbert keek niet naar de camera. Hij keek naar een punt net ernaast, alsof daar de juiste formulering zweefde.
"Mensenhandel," zei hij, "veronderstelt dwang en winst. Wat hier speelt is kostenverdeling."
Hij sprak alsof hij een schema uitlegde. Misschien dacht hij dat ook. Misschien was het dat ook geworden.
"Het systeem vraagt om ordening. Dat is geen keuze, maar een voorwaarde."
Mevrouw Van Uddel liet haar telefoon zakken. De sigaret brandde door. Er ontstond een kleine cirkel in het hout. Ze zag het niet. Later zou ze het zien en zich dit moment herinneren. Het moment waarop kostenverdeling in haar keuken was binnengekomen.
Het werkbezoek werd zorgvuldig voorbereid. Namen lagen vast. Momenten ook. Er was een lijst met bewoners die bereid waren iets te zeggen. In het Nederlands. In hele zinnen.
Egbert arriveerde volgens planning.
Er werd gesproken over voorzieningen. Over begeleiding. Over trajecten. Correcte woorden, netjes uitgesproken. Niemand sprak over wachten. Over wat wachten doet. Over hoe tijd voelt als je nergens naartoe kunt.
Egbert stelde vragen die beantwoord konden worden. Hij knikte bij elke afronding. Iedereen speelde zijn rol.
Aan het einde stapte de groep weer in het busje. De stemmen vielen stil toen de deur dichtging. Alsof er een knop werd omgedraaid. Alsof er twee werelden waren: de ene voor het bezoek, de andere erna.
Niemand vond dat vreemd.
Aan de rand van het terrein zat een man op een bank. Niet ingepland. Niet aangekondigd. Niet op de lijst.
Hij zei iets toen Egbert voorbijliep. Iets zachts. Iets wat niet naar een functionaris klonk, maar naar een mens.
De tolk kwam erbij.
"Hij zegt dat hij wil werken."
Egbert legde uit hoe het systeem functioneerde. Over vergunningen. Over bescherming. Over wachttijden die niemand had gekozen maar iedereen moest accepteren. Hij gebruikte woorden die al bestonden. Woorden die klopten binnen het schema.
De man luisterde. Knikte. Wachtte beleefd tot Egbert klaar was.
Toen zei hij nog iets. De tolk aarzelde. Niet lang. Een halve tel. Net genoeg.
"Hij zegt dat wachten geen probleem is. Maar dat hij wil werken terwijl hij wacht."
Tussen die twee zinnen zat een wereld. Een hele economie van tijd en waardigheid en handen die iets wilden doen. Maar er was geen kolom voor. Geen agendapunt.
Egbert antwoordde niet. Hij knikte. Een formeel knikje, het soort dat procedures afsluit. Hij liep door.
De man keek hem na. Kort. Toen keek hij naar zijn eigen handen.
Hij ging weer zitten.
In het verslag stond later:
Bewonersparticipatie verloopt conform verwachting.
Zeventien woorden om duizenden uren te beschrijven.
Na afloop belden raadsleden elkaar niet om af te stemmen, maar om te ontladen. Ambtenaren hielden zich aan instructies omdat instructies er waren. Vrijwilligers kregen dankwoorden die nergens op aansloten, alsof iemand een verkeerd script las.
Egbert registreerde het verschil, maar vond er geen term voor. Het stond niet in de handleiding.
Hij had niets overtreden. Hij had niets verzwegen. Hij had precies gezegd wat gezegd kon worden binnen de kaders die er waren.
Toch keek men hem niet meer aan alsof hij erbij hoorde. Alsof hij iets was veranderd. Alsof hij was weggeschoven naar de andere kant van de tabel, waar de cijfers stonden in plaats van de namen.
De communicatieadviseur kwam later dan gebruikelijk. Ze sprak over draagvlak. Over timing. Over het ontbreken van iets dat niet in stukken was terug te vinden. Ze zocht naar woorden. Vond ze niet helemaal.
"Het klopt allemaal," zei ze uiteindelijk. "Maar het voelt nergens."
Daarna kwam de man zonder map. Zonder stapels. Alleen een envelop.
"Het debat is niet verloren," zei hij. "Het is vastgelopen."
Hij liet de envelop achter. Geen besluit. Geen ontslag. Alleen een opening. Een andere functie. Verder weg van tafels waar mensen zaten. Dichter bij tafels waar schema's lagen.
Egbert bleef achter.
Hij keek uit het raam. Het plein lag open en leeg. Mensen liepen door, op weg naar huizen met kinderen die thuis zouden zijn, met avondeten dat klaarstond. Niemand keek omhoog naar het verlichte raam waar een burgemeester stond die alles volgens de regels had gedaan.
Het was stil.
En in die stilte lag het gewicht van alles wat correct was verlopen.
Van alle zinnen die klopten.
Van alle schema's die opgingen.
Van alle procedures die waren gevolgd.
Alles klopte.
En niets voelde als genoeg.
door Johan Jongepier
